3. Een bestuursorgaan is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem gemaakt bezwaar indien de bezwaarmaker daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is een bestuursorgaan niet geroepen een inhoudelijk besluit op bezwaar te nemen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 9 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7167, en 13 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1249).
4. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar tegen het besluit van 16 maart 2018. In hoger beroep betoogt [appellant] dat het omvalgevaar van de zeecontainers en daarmee de plicht voor het college tot handhaving nog bestond toen hij het bezwaar indiende. Ter zitting bij de rechtbank heeft [appellant] erkend dat het gevaar ten tijde van het besluit van 16 november 2018 niet langer bestond. Daargelaten of het gevaar ten tijde van het besluit van 16 maart 2018 bestond, heeft [appellant] zowel in beroep als in hoger beroep erkend dat het hem te doen is om een oordeel dat het besluit van 16 maart 2018 onrechtmatig was en direct tot handhaving overgegaan diende te worden. Gelet hierop kan niet worden gesproken van een actueel en reëel belang. Daarnaast is het college, zoals overwogen onder 3, niet geroepen een inhoudelijk besluit op bezwaar te nemen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@120867/201906517-1-a3/