De last onder dwangsom
5. Het college betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte geen gevolgen heeft verbonden aan de constatering dat er een overtreding bestaat.
[appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank het besluit van 21 mei 2021, waarin de last is opgenomen, niet had mogen herroepen. Daarmee wordt geen recht gedaan aan de constatering dat [partij] in strijd met de wet een garage heeft gebouwd. Gelet hierop had de rechtbank ook niet het besluit tot invordering van de dwangsom moeten vernietigen.
5.1. De Afdeling overweegt net als de rechtbank dat de door het college gehanteerde voorgevellijn onjuist is en dat het college daardoor tevens een onjuiste begrenzing van het achtererfgebied heeft gehanteerd. De Afdeling is anders dan de rechtbank van oordeel dat de onjuiste begrenzing van het achtererfgebied niet maakt dat de last en de daarin opgenomen herstelmaatregelen zelf te algemeen of onduidelijk geformuleerd zijn. De herstelmaatregelen verplichten [partij] de garage geheel af te breken of aan te passen aan de voorwaarden van artikel 2 en 3 van bijlage II van het Bor. De Afdeling vindt dit duidelijk. Daarbij is de Afdeling anders dan de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van strijd met artikel 5:32a van de Awb. Op grond van dit artikel is het bestuursorgaan verplicht in de last de te nemen herstelmaatregelen te omschrijven. Dat heeft het college in dit geval gedaan.
Bij de omschrijving van de herstelmaatregel tot aanpassing van de garage aan de voorwaarden van artikel 2 en 3 van bijlage II van het Bor, is het college echter uitgegaan van een onjuiste begrenzing van het achtererfgebied. Het besluit is daarmee in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. De rechtbank heeft daarom, zij het op onjuiste gronden, terecht aanleiding gevonden het besluit van 1 december 2021 en het invorderingsbesluit van 10 februari 2022 te vernietigen.
De Afdeling overweegt verder dat het zorgvuldigheidsgebrek ten aanzien van de begrenzing van het achtererfgebied een gebrek is dat bij een nieuw besluit op bezwaar kan worden hersteld. De rechtbank had het college daarom moeten opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen en heeft dan ook ten onrechte zelf in de zaak voorzien door het besluit van 21 mei 2021 te herroepen en te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de besluiten van 1 december 2021 en 10 februari 2022.
De betogen slagen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2025:742
Leave a Reply