5.1. Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder overtreder verstaan degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Alleen degene tot wie een voorschrift zich richt, kan dit voorschrift overtreden.
Ingevolge artikel 16, zevende lid, onder a en b, van de Arbowet kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat de verplichting tot naleving van daarbij aangewezen voorschriften van deze wet of de daarop berustende bepalingen, voor zover zij betrekking hebben op arbeid waaraan bijzondere gevaren voor de veiligheid of de gezondheid zijn verbonden, zich mede richten tot een zelfstandige dan wel een werkgever die deze arbeid zelf verricht.
[…]
De artikelen 4.45, eerste lid, 4.47c, eerste lid, 4.54a, eerste lid, 5.54d, eerste en vijfde lid van het Arbobesluit en artikel 28a, eerste lid, van de Arbowet richten zich dus ook tot de meewerkend werkgever of zelfstandige.
5.3. [appellant] heeft een asbesthoudend vloerzeil weggehaald in een bedrijfspand, waarvan [bedrijf 1] eigenaar en verhuurder is. Er is geen gezagsrelatie tussen [appellant] en [bedrijf 1] omdat [appellant] directeur-grootaandeelhouder is van [bedrijf 1] [appellant] is dus geen werkgever en geen werknemer, maar moet in zijn rol van directeur-grootaandeelhouder en gelet op de relevante definitiebepalingen worden aangemerkt als zelfstandige in de zin van artikel 16, zevende lid, onder a, van de Arbowet. Daarom gelden de verplichtingen die zijn gesteld in artikel 9.5, eerste lid, onder c, van het Arbobesluit ook voor hem. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij, zoals hij voor het eerst in hoger beroep heeft gesteld, de werkzaamheden heeft verricht als werknemer van [bedrijf 2], wat er verder ook zij van de stelling dat hij zodanige werknemer is. Hij heeft als enig bestuurder van [bedrijf 1] de volledige zeggenschap over de feitelijke werkzaamheden die hij zelf verricht ten behoeve van zijn onderneming. Hierbij is ook van belang dat volgens het boeterapport [appellant] zelf heeft verklaard dat hij als eigenaar van het pand heeft gehandeld toen hij het zeil verwijderde. Dit laatste wordt ondersteund door de verklaring van zijn dochter, die bestuurder is van [bedrijf 2]. De Afdeling is daarom van oordeel dat het verwijderen en opslaan van het vloerzeil een handeling is die [appellant] als zelfstandige heeft verricht ten behoeve van [bedrijf 1]. De minister heeft de waarschuwing en de bestuurlijke boete daarom terecht aan [appellant] opgelegd.
5.4. Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2025:785
Leave a Reply