CBb 15 april 2025, ECLI:NL:CBB:2025:252 – Brief met daarin mededeling dat bestuursdwang is toegepast, niet appellabel. Betreft geen toepassingsbeschikking.

Print deze pagina
5.1Het College ziet zich voor de vraag gesteld of de minister het bezwaar van de hondenbezitters terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hiertoe overweegt het College het volgende.

5.2

Volgens vaste jurisprudentie van het College is de toepassing van bestuursdwang feitelijk handelen, waartegen als zodanig op grond van de Awb geen bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Hetzelfde geldt voor de brieven waarin appellanten in kennis worden gesteld van dit feitelijk handelen. Voor zover appellanten zich keren tegen de wijze waarop de feitelijke tenuitvoerlegging van de hen opgelegde last onder bestuursdwang heeft plaatsgevonden, kan dit worden betrokken in de beantwoording van de vraag of verweerder de kosten van de toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 5:25, eerste lid, Awb in redelijkheid bij de hondenbezitters rekening heeft kunnen brengen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 26 maart 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:127).

5.3.1

In de door de hondenbezitters aangehaalde wetsgeschiedenis van artikel 5:31c Awb gaat het om een beschikking tot toepassing van bestuursdwang en een kostenbeschikking als mogelijk bijkomstige beschikkingen waargen bezwaar en beroep mogelijk is. Met de beschikking tot toepassing van bestuursdwang, waar de hondenbezitters op doelen, heeft de wetgever – zoals blijkt uit de toelichting – de beslissing van het bestuursorgaan om bestuursdwang toe te passen op het oog naar aanleiding van een verzoek van de aanvrager van de bestuursdwang of een andere belanghebbende die door de overtreding wordt benadeeld (5:31a, eerste lid, Awb). Deze beschikking ziet dus niet op het feitelijk toepassen van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:21, aanhef en onder b, Awb, maar op de beslissing of er al dan niet op verzoek van de aanvrager of een belanghebbende bestuursdwang zal worden toegepast.

5.3.2

Verder blijkt duidelijk uit de memorie van toelichting van artikel 5:21 Awb dat indien de last onder bestuursdwang niet leidt tot een beëindiging van de overtreding, het bestuursorgaan tot feitelijk optreden kan overgaan. Daaraan ligt dus niet een nieuwe beschikking ten grondslag, waartegen procedures mogelijk zouden zijn.

5.3.3

Het College overweegt verder dat het in de door de hondenbezitters aangehaalde uitspraak van het College van 16 mei 2023 ging om een zaak waar spoedbestuursdwang was toegepast. Het moment van het beoordelen of sprake was van een overtreding viel daarbij samen met het (direct) toepassen van de bestuursdwang. Dat betekent dan ook dat er op dat moment nog geen last was opgelegd middels een besluit en er (nog) beoordeeld moest worden of er sprake is van een overtreding. Dat is in het geval van de hondenbezitters in deze zaak anders. Daar was reeds beoordeeld of er sprake was van een overtreding, waarna er een last onder bestuursdwang is opgelegd. Bij brieven van 31 oktober 2022 en 28 december 2022 is slechts de mededeling gedaan dat er ook daadwerkelijk bestuursdwang is toegepast.

5.4

Gelet op het vorenstaande heeft verweerder de bezwaren tegen de brieven waarin wordt bericht dat bestuursdwang is toegepast terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

 

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2025:252

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *