CBb 4 maart 2025, ECLI:NL:CBB:2025:121 – Feit dat toezichthouder filmpje heeft gemaakt (en wat daarop staat) is niet relevant, omdat het door NVWA niet ten grondslag wordt gelegd aan boetebesluit.

Print deze pagina

Beoordeling van de overtreding

3.1[naam 1] voert aan dat de rechtbank volledig voorbij is gegaan aan de feitelijke gronden van beroep uit het beroepschrift van 18 januari 2021. Zij benadrukt dat de toezichthouder een filmpje heeft gemaakt dat niet is gemaakt op het moment van de overtreding. De plek waar de toezichthouder op dat moment staat is daarom ook niet representatief voor de plek waar deze stond op het moment van de overtreding. [naam 1] bestrijdt dat de medewerker die moet controleren of het varken gestoken is dat niet zou kunnen zien. De bloedstromen zijn ook in de gefilmde positie goed te zien en zeker indien de medewerker in zijwaartse richting kijkt. Ook is op het filmpje te zien dat het bloed niet op de voorpoten van het varken terechtgekomen kan zijn door bloed van belendende varkens. Daarvoor is de afstand te groot volgens [naam 1] . Duidelijk is te zien dat het steken van de aorta wel mogelijk is door bovenhands te steken boven de poten. Op de zitting heeft [naam 1] verder gewezen op het controlesysteem dat wordt gehanteerd waarmee geautomatiseerd toezicht wordt gehouden op het steekgedeelte. Als niet goed is gestoken wordt dat onmiddellijk geregistreerd en stopt de band. [naam 1] benadrukt er alles aan te doen om het proces goed te laten verlopen. Zij heeft een aantal filmpjes toegestuurd van het proces in haar slachterij om deze stellingen te onderbouwen.

3.2De minister geeft aan dat de toezichthouder het genoemde filmpje heeft gemaakt om aan te tonen dat de medewerker die moet controleren of de varkens zodanig zijn gestoken dat zij goed verbloeden, dit vanaf de plek waar zij zit of staat, niet kan zien. Het filmpje dient niet als bewijs van de overtreding. Dat is ook te lezen in het rapport van bevindingen. De minister geeft aan dit filmpje ook niet ten grondslag te hebben gelegd aan boetebesluit [… 3] .

3.3.1Het College volgt het oordeel van de rechtbank dat de minister bevoegd was de boetes op te leggen. Hieronder licht het College zijn oordeel toe.

3.3.2Het College stelt allereerst vast dat de gronden in hoger beroep van [naam 1] over het filmpje zich richten tegen de uitspraak van de rechtbank voor zover daarin is geoordeeld over boetebesluit [… 3] . Dat is immers het boetebesluit waarin de toezichthouder het betreffende filmpje heeft gemaakt. Ten aanzien van het filmmateriaal van de toezichthouder stelt het College vast dat, zoals de minister heeft bevestigd, dit filmmateriaal niet is gebruikt als bewijs van de betreffende overtreding. De eerste alinea van het rapport van bevindingen van 19 september 2019 (vanaf “Ik zag in deze cel 2 varkens hangen”, tot “en daarin verdrinkt.”) bevat de waarneming die de minister ten grondslag heeft gelegd aan de conclusie dat sprake is van een overtreding. Het filmpje heeft daarbij geen rol gespeeld. De gronden van [naam 1] betreffende dit filmpje kunnen dan ook niet tot enig rechtsgevolg leiden.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2025:121

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *