CBb 4 maart 2025, ECLI:NL:CBB:2025:129 – Brief dat schaap feitelijk uit register is gehaald na eerdere brief daarover, is feitelijke uitvoering bestuursdwang. Eerder besluit blijkt last onder bestuursdwang.

Print deze pagina

Feiten en omstandigheden

2.1[naam] houdt als hobby een schaapskudde.

2.2Voor het schaap is een aanvoermelding in het I&R-systeem geplaatst met als datum van de gebeurtenis 10 november 2022. Dat is de datum waarop het schaap is aangevoerd bij een slachthuis.

2.3

Omdat voor het schaap geen afvoermelding onder het uniek bedrijfsnummer (UBN) van [naam] was geplaatst in het I&R-systeem, heeft de minister met de brief van
25 november 2022 een OMM aan [naam] toegestuurd en daarbij aangegeven dat het schaap is verplaatst zonder dat [naam] daarvoor een afvoermelding heeft gedaan.

Met de brief heeft de minister [naam] in de gelegenheid gesteld binnen 21 dagen, en daarmee voor 16 december 2022, de afvoermelding voor het schaap te registreren. Van die mogelijkheid heeft [naam] , om hem moverende redenen, geen gebruik gemaakt.

2.4Op 20 december 2022 was in het I&R-systeem geen afvoermelding voor het schaap ontvangen. De minister heeft daarop die dag in dat systeem onder het UBN van [naam] de afvoermelding van het schaap geplaatst.

2.5De minister heeft vervolgens de brief van 23 december 2022 aan [naam] toegezonden. Nadat [naam] daartegen bezwaar had gemaakt, heeft de minister het bestreden besluit genomen.

[…]

Ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de brief van 23 december 2022

3.1Het College ziet zich eerst ambtshalve gesteld voor de vraag of de minister het bezwaar van [naam] gericht tegen de brief van 23 december 2022 terecht ontvankelijk heeft geacht.

3.2Gelet op de artikelen 7:1 en 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan uitsluitend bezwaar worden gemaakt tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

3.3.1Het College is van oordeel dat de brief van 23 december 2022 niet is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat daartegen geen bezwaar openstond voor [naam] . Het College neemt hierbij het volgende in aanmerking.

3.3.2Het College stelt vast, en tussen partijen is ook niet in geschil, dat [naam] zelf geen afvoermelding van het schaap in het I&R-systeem heeft gedaan, ook niet nadat de minister hem met de brief van 25 november 2022 de gelegenheid had geboden zelf over te gaan tot het volgens de minister benodigde herstel van de onvolledige registratie.

3.3.3Over de bevoegdheid voor de minister tot het ambtshalve herstellen van onjuiste of onvolledige registratie van informatie in het I&R-systeem als de houder van een dier onjuiste of onvolledige registratie niet zelf herstelt, is in de Toelichting bij de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 april 2021, nr. WJZ/ 21072840, houdende regels met betrekking tot de preventie en bestrijding van dierziekten en tot wijziging van onder meer de Regeling houders van dieren (Regeling diergezondheid) (Staatscourant 2021, nr. 17794, p. 109), voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“Wanneer de overheid signaleert dat er onjuiste of onvolledige informatie geregistreerd is door de exploitant zal de exploitant hier op gewezen worden en de kans krijgen dit te herstellen. In de oude regels was specifiek geregeld dat indien de houder de registratie zelf niet herstelde, de minister hierin kon voorzien op kosten van de exploitant. Deze specifieke bepaling is echter niet nodig aangezien de oude praktijk van herstel door de minister ook gecontinueerd kan worden middels bestuursdwang als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht op grond van artikel 8.5 van de wet.”

De regelgever heeft, gelet op deze toelichting, uitdrukkelijk beoogd dat de minister vanaf april 2021 de praktijk van herstel in zaken als de onderhavige zou inkleden aan de hand van zijn bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang.

3.3.4

De gemachtigde van de minister heeft op de zitting desgevraagd verklaard dat de minister, om hem moverende redenen en in weerwil van de hiervoor weergegeven toelichting, tot nu toe de oude praktijk van herstel van voor april 2021 niet heeft gecontinueerd door middel van het toepassen van bestuursdwang als bedoeld in artikel 8.5 van de Wet dieren en artikel 5:21 van de Awb. Net als voor april 2021 neemt de minister ook sinds april 2021 geen bestuursdwangbesluiten, maar stuurt hij een OMM naar de houder van het dier met de mededeling dat sprake is van een onjuiste melding of dat een melding ontbreekt in het I&R-systeem. Daarbij vermeldt de minister dat de houder van het dier een termijn krijgt om de registratie zelf te herstellen en als de houder dat niet doet de minister ambtshalve overgaat tot herstel. Sinds april 2021 brengt de minister voor dat ambtshalve herstel, anders dan voor april 2021, geen kosten in rekening bij houders van dieren.

Op de zitting heeft de gemachtigde van de minister daarnaast verklaard dat de minister vanaf januari 2025, in lijn met de hiervoor onder 3.3.3 weergegeven toelichting, de oude praktijk van herstel zal continueren door middel van het toepassen van bestuursdwang. De minister zal vanaf dat moment wel bestuursdwangbesluiten nemen als hij merkt dat sprake is van een onjuiste of ontbrekende melding in het I&R-systeem. Hij zal vanaf dan ook kosten in rekening brengen als hij zelf tot herstel, en daarmee het toepassen van bestuursdwang, is overgegaan nadat een houder van een dier de in het bestuursdwangbesluit geboden herstelmogelijkheid niet heeft benut.

3.3.5

Gelet op de bedoeling van de regelgever is de brief van 25 november 2022 naar het oordeel van het College aan te merken als een bestuursdwangbesluit (last onder bestuursdwang). Deze brief en de daarbij behorende toelichting omvatten namelijk de kenmerken van zo’n besluit die zijn opgenomen in de artikelen 5:21, 5:24 en 5:25 van de Awb. De brief kan gelet op de inhoud worden opgevat als een besluit waarbij [naam] is opgedragen de registratie zelf te herstellen binnen een door de minister gestelde termijn van 21 dagen. In de toelichting bij de brief is verder vermeld dat als [naam] het herstel niet zelf uitvoert, de minister zelf het herstel doorvoert en daarvoor kosten bij hem in rekening kan brengen. Daarnaast heeft de minister de brief aan [naam] toegezonden, omdat hij volgens de minister een overtreding heeft begaan door geen afvoermelding van het schaap te doen.

Dat onderaan de brief van 25 november 2022 geen rechtsmiddelenclausule is opgenomen, brengt niet met zich dat de brief daarom niet als een besluit zou zijn aan te merken.

3.3.6Het vervolgens door de minister plaatsen van de afvoermelding in het I&R-systeem op
20 december 2022, nadat [naam] de hersteltermijn van 21 dagen ongebruikt had laten verstrijken waardoor de last dus niet (tijdig) was uitgevoerd, betreft naar het oordeel van het College het feitelijk toepassen van bestuursdwang.

3.3.7Met de brief van 23 december 2022 heeft de minister [naam] er vervolgens uitsluitend van op de hoogte gesteld dat hij bestuursdwang heeft toegepast. Er zijn geen kosten in rekening gebracht. Deze brief is niet op enig rechtsgevolg gericht en daarom niet aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

3.4

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de minister met het bestreden besluit het bezwaar van [naam] (voor zover) gericht tegen de brief van 23 december 2022 niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De minister heeft dit niet onderkend.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2025:129

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *