Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4283 – Hof vernietigt oordeel voorzieningenrechter dat toezichthouder (GGD) andere toezichthouder onderzoek moet laten doen.

Print deze pagina

De reikwijdte van de voorzieningen

3.13.Volgens GGD is het bevel van de voorzieningenrechter onder 5.3 van het vonnis om niet langer actief gemeenten, cliënten noch hun wettelijke vertegenwoordigers te benaderen omtrent Evitaa disproportioneel en te verstrekkend. Het hof volgt dit standpunt niet. Het is voldoende aannemelijk dat zolang GGD hen actief benadert, speciaal met het bericht dat zorg door Evitaa niet langer zal worden vergoed en/of dat zorg zal moeten worden beëindigd en/of dat de cliënt op zoek moet naar een andere zorgverlener, of woorden van gelijke strekking, Evitaa grote negatieve gevolgen hiervan ondervindt en mogelijk moet vrezen voor haar voortbestaan. Daar komt bij dat Evitaa niet wil beletten dat gemeenten in gesprek kunnen gaan met haar cliënten over het op- of afschalen van ondersteuning. Het bevel richt zich ook niet tegen de gemeenten. Het gaat Evitaa er om (zo blijkt ook uit de brief van haar advocaat van 20 maart 2024) dat GGD geen enkel verband legt tussen het opnemen van contact en het door GGD uitgebrachte rapport. Met Evitaa begrijpt het hof het bevel aldus dat het er in het bijzonder toe strekt GGD een halt toe te roepen om gemeenten te bewegen cliëntenstops uit te schrijven jegens Evitaa in verband met het rapport. Het bevel staat dus ook niet in de weg aan de natuurlijke uitstroom van cliënten voor wie de gecontracteerde zorg bij Evitaa eindigt, ook als die uitstroom door de afdeling Centrale Toegang van GGD wordt gecoördineerd ten behoeve van de gemeente Nijmegen. Tegen deze achtergrond is het bevel niet disproportioneel of te verstrekkend.

3.14.GGD bestrijdt verder het bevel van de voorzieningenrechter onder 5.4 van het vonnis tot het uitvoeren van een nieuw onderzoek door een andere GGD als onuitvoerbaar en disproportioneel. Naar het oordeel van het hof heeft GGD niet voldoende onderbouwd dat dit bevel voor haar onmogelijk is uit te voeren. Dat haar directeur op grond van de besluiten van de betrokken gemeenten alleen personen ‘werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid’ als toezichthouders kan aanwijzen, betekent nog niet dat de directeur niet in staat zou zijn zo’n aanwijzing te doen voor (personen werkzaam binnen) een andere GGD. Waar het om gaat is dat die onder verantwoordelijkheid van de directeur hun werkzaamheden zullen uitvoeren. De afwijzingen van de verzoeken aan vijf andere GGD’s rusten ook niet op een zodanige onmogelijkheid, maar op gebrek aan tijd. Duidelijk is echter dat Evitaa zich kan vinden in een langere termijn voor het uitvoeren van een onderzoek. Ter zitting bij het hof heeft zij verklaard dat zes maanden ook akkoord is. Het hof zal hierbij aansluiten, mede omdat GGD geen bezwaar heeft gemaakt dat dit een te korte termijn zou zijn. Dat er niet voldoende medewerkers bij een andere GGD beschikbaar zouden zijn om onderzoek uit te voeren volgt het hof evenmin. GGD heeft al maanden de tijd gehad om een nieuw onderzoek te regelen en had intussen nog meer GGD’s kunnen benaderen, terwijl niet is gebleken dat GGD andere GGD’s ook heeft aangeschreven met de mededeling dat zij op last van de rechter gehouden is een onderzoek uit te voeren op straffe van een dwangsom. Dat geen enkele andere GGD waar Wmo-toezicht is ondergebracht in die omstandigheden een oplossing zou kunnen of willen bieden zodat het onderzoek tijdig kan worden uitgevoerd, is onvoldoende aannemelijk geworden. Met de voorzieningenrechter is het hof daarbij van oordeel dat lokale verschillen in werkwijze tussen GGD’s geen obstakel vormen. Elke GGD die als Wmo-toezichthouder door de gemeenten is aangewezen om de kwaliteit van ondersteuning van zorgaanbieders te toetsen doet dat op basis van de kwaliteitseisen uit de Wmo. De in het toetsingskader van GGD opgenomen thema’s zijn ook gebaseerd op de in hoofdstuk 3 van de Wmo opgenomen kwaliteitseisen. Weliswaar kunnen nadere eisen worden gesteld in verordeningen, nadere regels en/of contracten, maar de werkwijzen van de GGD’s zullen op lokaal niveau dus niet op essentiële punten verschillen. GGD heeft ook niet concreet gemaakt welke verschillen zij op het oog heeft. In zoverre faalt de grief.

3.15.De grief slaagt wel voor zover GGD erover klaagt dat het disproportioneel is dat het vonnis haar dwingt om een andere GGD onderzoek te laten uitvoeren, terwijl zij ook zelf (nieuw) onderzoek kan doen en dan dus niet van derden afhankelijk is om aan het bevel te voldoen. De noodzaak dat onderzoek alleen door een andere GGD mag worden uitgevoerd is naar het oordeel van het hof onvoldoende uit de verf gekomen. Dat Evitaa bedenkingen heeft bij de neutraliteit van de onderzoekers van GGD laat onverlet dat Evitaa ook in de toekomst met (regulier) onderzoek door (deze) GGD als toezichthouder te maken zal hebben, en niet mag verwachten dat GGD speciaal voor haar het team van toezichthouders aanpast. Daarbij gaat het hof ervan uit dat GGD de overwegingen van de voorzieningenrechter en dit hof bij haar volgende rapportages in acht zal nemen. Partijen moeten zogezegd een nieuwe start maken, met genormaliseerde verhoudingen. Naar het hof begrijpt is Evitaa ook niet principieel gekant tegen onderzoek door GGD zelf, zolang dat onderzoek geen verband houdt met het rapport. Het hof volgt Evitaa daarin. GGD heeft reeds gecommuniceerd dat het rapport is ingetrokken. Het uit te voeren onderzoek moet een (regulier) onderzoek zijn naar de huidige kwaliteit van ondersteuning door Evitaa dat ook uitmondt in een nieuw rapport. Het is dus geen (her)toets aan de hand van verbeteringen ten opzichte van het rapport, dat noch als ‘nulmeting’ noch anderszins nog aan de orde is. Het hof merkt daarbij op dat als GGD ervoor kiest om zelf onderzoek te verrichten, zij via haar directeur andere onder haar werkzame personen als toezichthouder kan aanwijzen. Evitaa zal moeten accepteren dat er weliswaar geen kennis over het rapport mag worden overgedragen, maar dat zulke kennis binnen GGD nu eenmaal aanwezig is. Ook zal het, gezien het beperkt aantal Wmo-onderzoekers dat bij GGD in dienst is, onvermijdelijk kunnen zijn dat bij het nieuwe onderzoek deels dezelfde personen als toezichthouder worden betrokken. In aanmerking genomen dat GGD geen (her)toets ten opzichte van het rapport mag uitvoeren, maar dat het gaat om een (nieuw) onderzoek naar de huidige stand van de kwaliteit van ondersteuning bij Evitaa, acht het hof dit niet onoverkomelijk. Ter zitting is door Evitaa nog geopperd of een middenweg denkbaar is, bijvoorbeeld dat één van de toezichthouders die aan het (nieuwe) onderzoek meewerkt van een andere GGD afkomstig is, en de rest van GGD zelf. Het hof ziet daarin geen bezwaar en zal in de beslissing de mogelijkheid openlaten dat onderzoek ‘mede’ via een andere GGD wordt uitgevoerd, al is het dus aan GGD om hier de keuze in te maken.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHARL:2024:4283

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *