Gerechtshof Den Haag 27 augustus 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1447 – Vernietiging woonschip na bestuursdwang onrechtmatig omdat eigenaar onvoldoende gelegenheid is gegeven om op conclusie dat schip negatieve waarde heeft te reageren.

Print deze pagina

6.10Het hof is echter met [appellant] van oordeel dat de Gemeente bij de gebruikmaking van de in artikel 5:30, lid 5 Awb neergelegde bevoegdheid om het woonschip van [appellant], na de in dat artikel neergelegde bewaartermijn van dertien weken, te vernietigen niet de zorgvuldigheid heeft betracht die zij jegens [appellant] in acht had behoren te nemen en daarmee onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld. Het hof licht dit als volgt toe.

6.11Blijkens het bepaalde in artikel 5:30, lid 5, Awb ontstaat de bevoegdheid tot vernietiging van het opgeslagen woonschip pas als de verkoop ervan naar het oordeel van de Gemeente niet mogelijk is. De Gemeente heeft in dit verband aangevoerd dat haar uit het proces-verbaal van meevoering van 6 juli 2016 en het proces-verbaal van constatering van 13 oktober 2013, alsmede uit de aan beide processen-verbaal gehechte foto’s, was gebleken dat het woonschip in een zeer matige staat verkeerde en daardoor geen relevante waarde vertegenwoordigde. De Gemeente stelt dat van haar onder die omstandigheden niet kon worden verlangd dat zij het woonschip voorafgaand aan de vernietiging zou laten taxeren. Daarbij komt dat de woonschepenexpert en -taxateur ing. R.A.H. Versluijs (hierna: Versluijs) blijkens het achteraf door hem opgemaakte taxatierapport van 30 januari 2023 zowel het in- en uitwendige casco, als de opbouw/dekken als matig/slecht had beoordeeld en het woonschip, gezien deze staat, ongeschikt achtte voor permanente bewoning. Versluijs taxeerde de marktwaarde van het woonschip op basis van de aangeleverd stukken en foto’s op € 5.000,- en de executiewaarde op nihil, aldus de Gemeente, die daaraan de conclusie heeft verbonden dat het woonschip gezien de kosten van de toegepaste bestuursdwang van € 10.050,80 dus een negatieve waarde vertegenwoordigde.

6.12Uit het betoog van de Gemeente blijkt echter niet dat verkoop van de woonboot, voordat deze werd vernietigd, niet mogelijk was. De Gemeente heeft in elk geval niet inzichtelijk gemaakt welke pogingen zij daartoe heeft ondernomen. Evenmin heeft zij [appellant] in de gelegenheid gesteld zelf een potentiële koper aan te dragen. Het oordeel van de Gemeente dat het schip geen relevante waarde vertegenwoordigde is gebaseerd op de enkele vermelding van de deurwaarder in het proces-verbaal van constatering van 13 oktober 2016 dat zich over het gehele schip meerdere roestplekken bevonden en dat het algehele onderhoud een slechte indruk maakte. Zonder nadere toelichting valt echter niet in te zien op grond waarvan aan deze constatering, afkomstig van een niet in het verrichten van taxaties deskundige deurwaarder, de conclusie moest worden verbonden dat het woonschip geen relevante waarde (meer) vertegenwoordigde. De Gemeente heeft [appellant] ook niet de gelegenheid gegeven op die conclusie te reageren, hetgeen voor de hand lag omdat het nog altijd zijn eigendom was. [appellant] heeft aangevoerd dat hij het schip al tientallen jaren bewoonde, daarin had geïnvesteerd en het niet lang geleden nog had voorzien van een nieuwe stuurhut. Gelet hierop had het op de weg van de Gemeente gelegen om het schip eerst nog aan een professionele taxatie te onderwerpen, een overzicht te geven van de ondernomen verkooppogingen, of [appellant] minst genomen over de door haar berekende negatieve waarde te informeren alvorens tot de vernietiging van het schip te besluiten. Het taxatierapport van 30 januari 2023 volstaat daarvoor niet. Dat is immers pas opgemaakt toen het schip al was vernietigd.

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *