Rb. Noord-Holland 9 januari 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:56 – Legalisatievergunning mag worden betrokken bij beslissing op bezwaar.

Print deze pagina
12.1Volgens eiseres heeft het college het handhavingsverzoek ten onrechte afgewezen, omdat ten tijde van belang sprake was van een overtreding en geen sprake was van zicht op legalisatie.

12.2Het college erkent in het bestreden besluit dat van zicht op legalisatie in eerste instantie – op 24 maart 2021 – geen sprake was. Op 7 februari 2023 – ten tijde van het bestreden besluit – was volgens het college wèl sprake van concreet zicht op legalisatie. Dit zicht op legalisatie is toen ontstaan doordat NSV een aanvraag heeft gedaan voor het plaatsen van tenten ten behoeve van diverse buitenevenementen, te houden op diverse data in 2023. Het college heeft deze aanvraag op 2 maart 2023 ook gehonoreerd, door een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het gebruik van de tenten.

12.3

De rechtbank kan het college volgen in de stelling dat ten tijde van het bestreden besluit sprake was van zicht op legalisatie en is van oordeel dat verweerder op grond daarvan van handhaving heeft mogen en moeten afzien. De stelling van eiseres dat alleen van handhaving kan worden afgezien als op het moment van indiening van het handhavingsverzoek al sprake is van zicht op legalisatie, volgt de rechtbank niet. Uitgangspunt bij toetsing in bezwaar is een ex-nunc toetsing, dat wil zeggen toetsing waarbij ook relevante feiten en omstandigheden worden betrokken van na het nemen van het besluit op het handhavingsverzoek. Van dit uitgangspunt dient alleen te worden afgeweken als doel en strekking van de te handhaven norm of fundamentele rechtsbeginselen zich hiertegen verzetten.2

Doel en strekking van het bepaalde in artikel 2.1, van de Wabo verzetten zich in dit geval niet tegen een ex-nunc toetsing in bezwaar. Integendeel, indien het alsnog verlenen van een vergunning in bezwaar niet mag wordt betrokken bij de beoordeling, dan zou dit leiden tot de onwenselijke situatie dat het college handhavend zou moeten optreden tegen tenten waarvoor inmiddels een vergunning is verleend. Het beroep op dit punt slaagt daarom niet.

13. De stelling dat verweerder ten onrechte niet handhavend optreedt tegen het slapen in de tenten volgt de rechtbank niet. Redengevend hiervoor is dat verweerder niet heeft geconstateerd dat in de tenten wordt geslapen en dat ook niet aannemelijk is geworden dat in de tenten wordt geslapen.

13. Ook de stelling dat het college ten onrechte heeft afgezien van een nieuwe hoorzitting voorafgaande aan het besluit van 7 februari 2023 volgt de rechtbank niet.

Uit artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht valt niet een algemene verplichting af te leiden tot het opnieuw horen van een belanghebbende bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar ter voldoening aan een uitspraak van de rechtbank waarbij het eerdere besluit is vernietigt.3

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBNHO:2025:56

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *